fbpx

Vergunningsplicht bij groei paardenhouderij?

De oprichting of exploitatie van een paardenhouderij kan mogelijk negatieve effecten veroorzaken op beschermde Natura 2000-gebieden, waardoor er voor dat bedrijf sprake is van een vergunningsplicht. Ontwikkelingen die een negatief effect kunnen opleveren op een Natura 2000-gebied kunnen pas doorgang vinden als er een natuurvergunning is verleend. In deze vergunning zijn dan voorschriften opgenomen om de negatieve effecten  af te zwakken of te compenseren.

 

 

Ontwikkelingen in een gebied of in de directe nabijheid ervan kunnen leiden tot verstoring, door bijvoorbeeld geluid of licht, of verdroging bij aanleg van een grondwaterbron of drainage. Op grotere afstand kunnen met name de effecten van verzuring als gevolg van emissie van stikstof tot mogelijk negatieve effecten leiden (in de vorm van stikstofdepositie). Voor ieder project dat negatieve gevolgen kan hebben op de beschermde Natura 2000-gebieden dient onderzocht te worden of voor de activiteiten een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming moet worden aangevraagd.

 

 

Natura 2000

Natura 2000 is een Europees netwerk van natuurgebieden die bijzondere flora en fauna of leefgebieden bevatten. De bescherming van deze gebieden en soorten is afkomstig van de Europese Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn. De Wet natuurbescherming regelt in Nederland de bescherming van deze bijzondere soorten en waarden. Ontwikkelingen die een negatief effect kunnen opleveren kunnen pas doorgang vinden als er een vergunning is verleend.

 

 

Effecten stikstofneerslag paardenhouderij

In dit artikel gaat Frank van der Aalst van Van Dun Advies nader in op de effecten van stikstofneerslag (depositie) vanuit een paardenhouderij. Dit aspect is namelijk niet gebonden aan de aanwezigheid van een beschermd gebied in de nabijheid. De stikstofemissie van een paardenhouderij bestaat voornamelijk uit stalemissies (houden van paarden en opslag mest) en in mindere mate stookinstallaties en vervoersbewegingen. Afhankelijk van de bedrijfsomvang en de afstand van een gebied kan er sprake zijn van stikstofdepositie op de gevoelige gebieden in een Natura 2000-gebied. Dit kan reiken tot meer dan 20 kilometer vanaf het bedrijf.

 

“Als er sprake is van stikstofdepositie wil dat nog niet zeggen dat er sprake is van een vergunningsplicht. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een uitspraak in januari 2021 geoordeeld dat, als de stikstofdepositie niet toeneemt ten opzichte van de toegestane stikstofdepositie op de betreffende referentiedata, er geen sprake is van een vergunningsplicht. Of er sprake is van een vergunningsplicht kan in een voortoets worden beoordeeld.”

 

 

Voortoets onderzoekt stikstofdepositie op referentiedatum

“In een voortoets zal dan onderzocht moeten worden wat de stikstofdepositie was op moment van aanwijzing van het gebied (referentiedatum). Dit kan worden bepaald op basis van de verleende milieutoestemmingen voor een bedrijf. Indien na de referentiedatum een toestemming is verleend met een lagere stikstofneerslag dient deze toestemming als referentie te worden gebruikt. Voor bedrijven met een verleende natuurvergunning is de referentiesituatie deze verleende natuurvergunning.”

 

“De referentiedatum verschilt per gebied en kan teruggaan tot 10 juni 1994. Omdat een bedrijf vaak effecten heeft op meerdere gebieden kunnen er ook meerdere referentiedata, en dus ook uitgangssituaties, van toepassing zijn.

 

Wanneer de referentiesituatie(s) zijn bepaald, kan onderzocht worden of de gewenste bedrijfssituatie zorgt voor een toename van stikstofdepositie. Dergelijke berekeningen worden gemaakt met het rekenmodel AERIUS Calculator. In dit model wordt, op basis van ingevoerde brongegevens (zoals stallen of vervoersbewegingen) de stikstofdepositie van beide situaties berekend. Het model laat zien of er sprake is van een toegenomen, gelijkblijvende of afgenomen stikstofdepositie.”

 

 

Vergunningsplicht bij toename stikstofdepositie

“Wanneer er geen sprake is van een toename van stikstofdepositie kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een vergunningsplicht. Wel is het verstandig om deze berekening te bewaren zodat altijd kan worden aangetoond dat er onderzoek is gedaan naar de mogelijke effecten van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden.

 

Indien er sprake is van een toename van stikstofdepositie is er sprake van een vergunningsplicht. Er zal een vergunning moeten worden aangevraagd bij het bevoegd gezag (voor gebiedsbescherming is dit vaak de provincie). Een vergunning kan echter pas worden verleend indien is aangetoond dat de depositietoename niet leidt tot een verslechtering van de leefomstandigheden van de beschermde soorten.”

 

 

Toename stikstofemissie verantwoorden met extern salderen

Hoe kun je deze depositietoename verantwoorden? Omdat de instandhouding van de gebieden niet mag verslechteren kan de toename als gevolg van het project worden vereffend met een afname van een andere locatie. Dit wordt extern salderen genoemd.

 

“Bij extern salderen worden er door het ontwikkelende bedrijf ‘stikstofrechten’ gekocht van andere, stoppende, bedrijven. Deze bedrijven zullen bij bedrijfsbeëindiging, ten opzichte van hun referentiesituatie, een afname van stikstofemissie bewerkstelligen waardoor ook de stikstofdepositie afneemt. Deze afname kan, onder voorwaarden, worden gebruikt door het bedrijf wat zich verder wil ontwikkelen.

 

Deze voorwaarden zijn opgenomen in de provinciale beleidsregel. Enkele voorwaarden zijn dat:

– Er een directe samenhang moet zijn tussen de stoppende locatie en ontwikkellocatie. Hiervoor dient er een overeenkomst te zijn tussen beide partijen waarin is opgenomen hoeveel stikstofemissie van de stoppende locatie mag worden gebruikt.

– Op de stoppende locatie moet de emissie nog kunnen worden uitgestoten. Dit betekent dat situaties waar de bedrijfsgebouwen al zijn gesaneerd niet meer kunnen worden ingezet. Ook de milieutoestemming (of natuurvergunning) mag nog niet zijn ingetrokken.

– Bij de totstandkoming van de externe saldering dient sprake te zijn van een afroming van 30% van de stikstofrechten. Deze voorwaarde is door de provincies opgenomen om een dalende trend in te zetten voor wat betreft de stikstofdepositie. Hierdoor zal bij iedere transactie sprake zijn van een lichte verbetering van de leefomstandigheden van de beschermde soorten.

 

Er zijn nog verschillende andere voorwaarden, het is goed om hier in een vergunningsaanvraag goed naar te kijken welke voorwaarden in de betreffende provincie van toepassing zijn.”

 

Wil je weten hoe je moet aantonen dat toename geen negatief effect heeft of heb je al een natuurvergunning, maar verandert het bedrijf? Lees het artikel dan verder op de website van de FNRS.

MELD JE AAN VOOR ONZE MAANDELIJKSE NIEUWSBRIEF

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen binnen de professionele paardensector. 2.200+ ondernemers gingen je al voor!

Het laatste nieuws:

Wil je nog meer van dit soort interessante artikelen lezen?

Abonneer je dan nu op het vakblad en ontvang 6x per jaar een editie van De Hippische Ondernemer op de deurmat.

Het vakblad bevat unieke, exclusieve content dat enkel en alleen te lezen is in het blad.