De paardenrug speelt een cruciale rol in de gezondheid en het welzijn van paarden, maar heeft tot dusver weinig aandacht gehad in de diergeneeskunde. Dankzij het promotieonderzoek van paardenarts en specialist chirurgie Tijn Spoormakers komt hier verandering in. Zijn werk werpt nieuw licht op rugproblemen en biedt handvatten voor betere diagnostiek en behandeling.
Het belang van de paardenrug: historische achtergrond
Historisch gezien lag de focus in de paardengeneeskunde en het onderzoek hiernaar vooral op de hoeven en benen, aangezien kreupelheid de meest voorkomende klacht was. De paardenrug kreeg veel minder aandacht, ondanks de essentiële rol die deze speelt.
Volgens Tijn Spoormakers, werkzaam bij de Faculteit Diergeneeskunde Utrecht, zien paardenartsen in de praktijk best veel patiënten met rug-gerelateerde klachten maar ontbreekt hierin nogal te vaak objectiviteit. “Als je een paard aanbiedt bij verschillende dierenartsen, dan kan het zomaar zijn dat er verschillende diagnoses en dito behandelingen uitkomen. Soms lopen de meningen zo uiteen dat de ene dierenarts een paard als rugpatiënt ziet en de andere niet. Dat heeft deels met de eigenaar zelf te maken: sommige eigenaren hebben vaak wat met hun paard en anderen niet. Maar ook hoe sterk je in je schoenen staat als paardenarts. Met andere woorden: welke arts kan óf durft te zeggen dat wanneer een paard met vermeende rugklachten wordt aangeboden, er niets aan de hand is en de problemen te maken hebben met de rijkwaliteiten van de berijder? Er ontbreekt dus van alles over wat we hiervan af weten. Van onderzoek naar scores van rugproblemen tot de daadwerkelijke effectiviteit van behandelingen.”
Doorbraak in de wetenschap van de paardenrug
Tijn Spoormakers richtte zich in zijn promotieonderzoek op de structurele en functionele eigenschappen van de paardenrug, met een specifieke focus op anatomische variaties en pathologische veranderingen. “We zeggen altijd wel dat een paard zoveel van die en zoveel van die wervels heeft, maar is dat wel echt zo? We wisten al dat er veel variatie is bij de Engelse Volbloed, maar is dat ook bij ons warmbloedpaard het geval? Daarom hebben we die in het onderzoek vergeleken met die van Shetlanders en Konikpaarden. Een van de opvallende bevindingen was de mate van variatie in de lenden- en borstwervels tussen en binnen rassen.
Ook bleken de ribben niet altijd evenredig verdeeld te zijn, waardoor een paard links 18 ribben had en rechts 19. Deze verschillen kunnen een directe invloed hebben op de manier waarop een paard beweegt en reageert op belasting. We streven van oudsher naar een symmetrie bij paarden, maar als ze al beginnen met een asymmetrische opbouw, kunnen we dat dan wel verwachten? En deze asymmetrie wil niet per se zeggen dat dit een rugpatiënt is, maar wel dat we niet dat we onze verwachtingen moeten bijstellen. Niet alle paarden die niet kunnen wat wij van ze verlangen, zijn per definitie een patiënt.”
Welke rugproblemen zijn er?
Als we het over rugproblemen hebben, dan hebben we het vaak over artrose van de facetgewrichten of kissing spines. “Uit de CT-scans in het onderzoek zagen we echter ook heel veel andere pathologische bevindingen die nog niet beschreven waren. Met name waar de rib aan de wervelkolom zat, zagen we bij sommige paarden veel artrose. Ook veranderingen in gewrichten of spondylose op plekken die je met de röntgen niet waar kunt nemen werden met CT-scans in beeld gebracht. Het grappige was dat de tussenwervelschijven het meest verkalkt waren bij de onbelaste Konikpaarden. Hoe dat komt, daar hebben we geen verklaring voor kunnen vinden. In totaal hebben we zo’n 80 paarden onderzocht.”
Klinische toepassingen en verbeteringen in de praktijk
Een tweede deel van het onderzoek was de klinische kant bij gezonde paarden. “In de dagelijkse praktijk is de beoordeling van rugproblemen veelal subjectief en afhankelijk van de ervaring van de dierenarts of therapeut. Daarom hebben we deze paarden beplakt met markers en verschillende dierenartsen om hun bevindingen gevraagd wat betreft de rugbeweging. Daarbij werd de algehele beweging, maar ook specifieke delen zoals borst en lenden apart beoordeeld en wat ze bijvoorbeeld van de flexie, extensie en buiging vonden. Met een scoreformulier konden ze daar cijfers aan geven. Deze paarden hebben we ook allemaal gemeten met het systeem in Utrecht dat objectief de beweging van die rug kan meten.
De resultaten daarvan liepen enorm uiteen. Voorbeenskreupelheden zien we redelijk goed, maar achterbeenskreupelheden en subtielere veranderingen daaraan, dat scoren we minder goed en dat is lastig om te zien. Hetzelfde blijkt voor ruggen. Dat is lastig te zien en als we dat objectief gaan meten, dan zien we soms andere dingen dan we denken te zien. Een aantal dierenartsen was heel consistent, maar we zagen ook dierenartsen met verschillende scores van hetzelfde paard dat ze meerdere keren te zien kregen. Dit onderstreept de noodzaak van meer objectieve meetmethoden om consistenter te zijn in onze beoordelingen.”
Rugbeweging bij kreupelheden
Een ander onderdeel van dit klinische onderzoek was het gedeelte over kreupelheden in relatie tot de rug. “We hebben de paarden met een speciaal beslag tijdelijk kreupel gemaakt en de rug voorzien van markers en andere sensoren om de beweging te meten en ook om te kijken wat er gebeurt met de spieractiviteit. Een paard dat we verdenken van een rugprobleem kan namelijk heel goed samengaan met een kreupelheid. Toen we die metingen op een rij hadden gezet, waren er bij achterbeenskreupelheden veel meer veranderingen in die rug waar te nemen dan bij voorbeenskreupelheden. Dit onderzoek was deels al eens gedaan op de lopende band, maar omdat we weten dat paarden anders bewegen op zo’n band, deden wij dat op de harde ondergrond en dat gaf toch andere uitslagen.”
Belang van klinische relevantie
Het onderzoek van Tijn Spoormakers, dat zeven jaar duurde, is een belangrijke stap voorwaarts. Desondanks blijven er veel vragen openstaan. Wat is bijvoorbeeld de klinische relevantie van de gevonden anatomische variaties? En hoe kunnen deze kennis en nieuwe technologieën vertaald worden naar praktische toepassingen? Verder onderzoek naar de relatie tussen anatomie, beweging en ruggezondheid is cruciaal. Wat Tijn Spoormakers andere paardenartsen vooral wil meegeven, is om naar de klinische relevantie te kijken van wat ze op hun beeldvormingsapparaten waarnemen.
“Niet op basis van een röntgenfoto of echo concluderen dat een paard rugproblemen heeft. Er worden paarden onverkoopbaar gemaakt op basis van wat we vinden, maar niet elke variatie hoeft een probleem te vormen. Het valt niet mee om dat objectief te bepalen. Maar we moeten met z’n allen daar onderzoek naar doen om de onderste steen boven te krijgen. We hebben al allerlei systemen waarmee we kreupelheid bij het paard kunnen meten, maar eigenlijk is geen enkele geschikt genoeg om daarmee routinematig de rug te meten. We willen wel gaan kijken of we zoiets kunnen ontwikkelen om dat significant te objectiveren, bijvoorbeeld door te meten voor en na een behandeling en paarden gedurende hun training langdurig op te volgen.”
De bevindingen van dit onderzoek vormen een solide basis voor verdere innovatie binnen de paardengeneeskunde. Ze laten zien hoe belangrijk het is om wetenschap en praktijk met elkaar te verbinden, zodat we paarden in de toekomst nog beter kunnen begrijpen en effectief te kunnen behandelen.