Vanaf de invoering van de Omgevingswet zijn er nieuwe eisen rondom mestopslag en bodembescherming bij paardenverblijven. Dit heeft gevolgen voor ondernemers met paarden of pony’s, ongeacht of deze gehouden worden voor berijden of fokken. De regelgeving, die afhankelijk is van het type paarden en het volume van mestopslag, kan impact hebben op de bedrijfsvoering.
Het houden van paarden en pony’s voor het berijden
Een paard dat niet voor het fokken wordt gehouden valt niet onder de definitie landbouwhuisdieren van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Dit is bijvoorbeeld het geval bij manegepaarden en pensionpaarden. Hiervoor gelden enkel de regels uit het (tijdelijk) omgevingsplan.
Voor dit type paarden en pony’s staat in het (tijdelijk) omgevingsplan beschreven dat het fokken, houden of trainen van dieren plaatsvind boven een aaneengesloten bodemvoorziening (voormalig vloeistofkerend). Dit betekent dat de dierenverblijven zoals stallen dus vloeistofkerend moeten zijn. Dit is niet van toepassing wanneer de dieren in de buitenlucht worden gehouden als de mest en voedselresten regelmatig worden verwijderd. Het afvalwater afkomstig van het reinigen en ontsmetten van een dierenverblijf wordt geloosd in een vuilwaterriool als er meer dan 5 paarden en pony’s worden gehouden. Het afvalwater wordt niet geloosd in een schoonwaterriool of op of in de bodem.
Mestopslag tussen 3 m3 en 600 m3
Voor de opslag van vaste mest zijn regels van toepassing bij het opslaan van mest met een totaal volume van ten minste 3 m3 en ten hoogste 600 m3. Dit is niet van toepassing wanneer het opslaan van mest korter dan twee weken op één plek plaatsvindt en wanneer de activiteit aangewezen is als milieubelastende activiteit (MBA) (dus bij het fokken van paarden en pony’s, zie hieronder). De mest moet opgeslagen worden op een aaneengesloten bodemvoorziening (vloeistofkerend) waarbij de vrijkomende vloeistoffen worden opgevangen of op een voldoende dikke absorberende laag als de opslag niet meer dan zes maanden duurt en tegen inregenen is beschermd (afgedekt). De vrijkomende vloeistoffen (afvalwater) moet gelijkmatig worden verspreid over onverharde bodem (bijvoorbeeld landbouwgronden).
Mestopslag boven 600 m3
Wanneer er sprake is van een opslag met een volume van meer dan 600 m3 geldt er een vergunningsplicht conform het (tijdelijk) omgevingsplan. De gemeente kan in deze vergunning zelf voorschriften opnemen over de bodembeschermde maatregelen. Hoogstwaarschijnlijk zal de gemeente aansluiting zoeken bij de regels uit het (tijdelijk)
omgevingsplan of het Bal. Echter is dit wel afhankelijk van de gemeente.
Wat betekent dit voor een hippisch bedrijf?
Mestopslag: Voor volumes tussen 3 m³ en 600 m³ gelden specifieke eisen, zoals vloeistofkerende voorzieningen en bescherming tegen inregenen. Voor opslag boven 600 m³ is een vergunning vereist.
Paardenverblijven: Voor paarden gehouden voor berijden (bijvoorbeeld manege- en pensionpaarden) gelden andere bodembeschermende regels dan voor fokpaarden.
Fokpaarden: Bij meer dan 25 fokpaarden gelden aanvullende eisen vanuit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).
Deze regels kunnen variëren per gemeente, waardoor het belangrijk is om te controleren wat er voor jouw bedrijf geldt.
Bron: FNRS